Rb Amsterdam 020312 SNS woonlastenverzekering dient uit te keren aan door herseninfarct ao geraakte buschauffeur; ook al woont deze niet meer thuis

 

Rb Amsterdam 020312 SNS woonlastenverzekering dient uit te keren aan door herseninfarct ao geraakte buschauffeur; ook al woont deze niet meer thuis 
3.  Het geschil 

3.1.  [eiser] vordert veroordeling van Jubilee tot betaling aan [eiser] van: 
- de uitkering op grond van artikel 35 van de polisvoorwaarden (uitkering wegens ziekenhuisopname), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 augustus 2009; 
alsmede: 
- primair tot betaling van een maandelijks bedrag van € 550,- op grond van artikel 14 juncto 18.3 van de polisvoorwaarden (uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid), met ingang van 22 juli 2009, althans van 16 juli 2010, vermeerderd met de wettelijke rente daarover; 
- subsidiair tot een voorschot op voornoemde uitkering; 
met veroordeling van Jubilee in de proceskosten. 

3.2.  [eiser] heeft, kort samengevat, aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat geen grond bestaat voor een weigering van de uitkeringen op basis van de verzekering, aangezien hij in een erkend ziekenhuis/erkende kliniek opgenomen is geweest en geen sprake is van een verhuizing en/of van emigratie van [eiser]. Het verblijf van [eiser] bij zijn moeder en zuster(s) in Duitsland en [plaats 1] was en is een soort noodmaatregel, gelegen in zijn arbeidsongeschiktheid, waardoor hij niet langer in zijn drukke gezin kon verblijven. Het is een tijdelijke maatregel, in de hoop dat [eiser] te zijner tijd weer in het gezin kan terugkeren. De inschrijving in Duitsland is om praktische redenen gedaan. Ook voor het overige is aan de polisvoorwaarden voldaan en Jubilee wordt op geen enkele wijze door de handelwijze van [eiser] in haar belangen geschaad. [eiser] heeft bij de gevraagde voorzieningen een spoedeisend belang, aangezien zijn inkomensteruggang tot financiële problemen heeft geleid. 

3.3.  Jubilee voert verweer waarop hierna nader zal worden ingegaan. 


4.  De beoordeling 
4.1.  Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. 

4.2.   Anders dan Jubilee heeft bepleit, heeft [eiser] een voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen. Jubilee heeft niet betwist dat [eiser] er inmiddels 30% in inkomen op achteruit is gegaan, zodat voldoende aannemelijk is dat [eiser] en zijn gezin de gevorderde uitkering nodig hebben om de hypotheeklasten (tijdig) te kunnen voldoen. In ieder geval is op enig moment saldotekort ontstaan waardoor de hypotheek niet kon worden betaald. Dat op dit moment (nog) geen sprake is van een substantiële achterstand in de hypotheeklasten, doet aan het spoedeisend belang niet af. Ook de omstandigheid dat [eiser] niet eerder gerechtelijke stappen heeft genomen en tot september 2011 heeft gewacht met het indienen van het schadeformulier, ontneemt hem niet een spoedeisend belang bij de vordering. Bepalend voor de beoordeling daarvan is immers het tijdstip van de procedure/het vonnis. Bovendien heeft [eiser] een afdoende verklaring gegeven voor het wachten met de indiening van de aanvraag, namelijk dat de medewerkster van SNS in september 2009, die [echtgenote] stelt toen reeds te hebben benaderd, te kennen had gegeven dat een uitkering pas aan de orde zou zijn als [eiser] na twee jaar ziektewetuitkering officieel arbeidsongeschikt zou zijn verklaard. Daarnaast heeft [echtgenote] verklaard dat zij zich in de eerste periode na het herseninfarct van haar echtgenoot met name heeft gericht op zijn gezondheidstoestand en het draaiend houden van het gezin, in plaats van op de financiën. Dit is een aannemelijke verklaring die Jubilee niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft betwist. 

4.3.  Niet in geschil (althans onvoldoende bewist) is dat [eiser] op 16 juli 2009 is getroffen door een herseninfarct, noch dat hij tengevolge daarvan voor tenminste 45% ongeschikt is tot het verrichten van zijn werkzaamheden, zoals omschreven in artikel 14 van de polisvoorwaarden. Ook is niet in geschil dat [eiser] voorafgaand aan het herseninfarct met zijn gezin in de woning woonde met het oog waarop de verzekering was afgesloten. De stelling van [eiser] dat op het moment dat het risico zich voltrok (op 16 juli 2009) in beginsel aan artikel 1.6 van de polisvoorwaarden werd voldaan, wordt dan ook gevolgd. 

4.4.  [eiser] heeft aanspraak gemaakt op twee soorten uitkeringen waar de verzekering op ziet, te weten de uitkering in verband met ziekenhuisopname en de uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid. In de polis zijn deze uitkeringen onderscheiden in twee verschillende rubrieken, rubriek E en rubriek A (zie onder 2.4). Voor de uitkering in verband met de ziekenhuisopname bestaat een wachttijd (eigenrisicoperiode) van vijf dagen, terwijl in de polis(voorwaarden) is vermeld dat voor een uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid een eigenrisicoperiode geldt van 365 dagen. Anders dan [eiser] heeft betoogd valt niet in te zien op grond waarvan de laatstgenoemde wachttijd niet zou gelden, als de arbeidsongeschiktheid zich voordoet direct aansluitend op de ziekenhuisopname. 
De visie van Jubilee dat een eventuele uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid niet eerder ingaat dan per 16 juli 2010 wordt dan ook gedeeld. 

4.5.  Jubilee heeft bij brief van 15 december 2011 de claim op basis van arbeidsongeschiktheid afgewezen. Voor de claim in verband met de ziekenhuisopname heeft zij op 31 januari 2012 een schadeaangifteformulier aan [eiser] toegezonden, aangezien dat volgens Jubilee nog niet eerder was ingediend. 

4.6.  Met betrekking tot de claim op basis van de ziekenhuisopname, geldt het volgende. [eiser] heeft erkend voor die claim niet het toegezonden schadeaangifteformulier te hebben ingevuld, stellende daartoe niet verplicht te zijn, aangezien de gegevens bij Jubilee voldoende bekend zijn, omdat sprake is van één gebeurtenis en één aanspraak, die al op het schadeaangifteformulier ter zake van de arbeidsongeschiktheid is vermeld. Jubilee heeft echter terecht aangevoerd dat sprake is van verschillende uitkeringen die onder verschillende rubrieken vallen, waarvoor zij naar haar zeggen verschillende formulieren hanteert. In dit verband kan niet worden gezegd dat Jubilee zich onredelijk opstelt door van [eiser] te verlangen dat voor de claim in verband met de ziekenhuisopname een apart formulier wordt ingevuld, noch dat het invullen en toezenden daarvan niet van [eiser] zou kunnen worden gevergd. [eiser] dient dan ook alsnog het desbetreffende formulier in te vullen en aan Jubilee toe te zenden, alvorens op deze uitkering aanspraak te kunnen maken. Op grond van het voorgaande kan voorshands, bij gebreke van een formele aanvraag, niet worden aangenomen dat Jubilee met het (niet) honoreren van de claim inzake de ziekenhuisopname reeds in verzuim is. Dit onderdeel van de vordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen. Overigens heeft Jubilee ter zitting meegedeeld dat zij niet alleen het Flevoziekenhuis, maar ook het revalidatiecentrum “de Trappenberg” als een “erkende kliniek” in de zin van de polisvoorwaarden aanmerkt, zodat de voorzieningenrechter er vooralsnog van uitgaat dat dit onderdeel van de claim na afhandeling van de formaliteiten zal worden gehonoreerd. 

4.7.  Jubilee heeft de aanvraag uitkering in verband met de arbeidsongeschiktheid van [eiser] afgewezen, omdat geen sprake (meer) zou zijn van een ‘zelf bewoonde’ woning en omdat de verzekering zou zijn geëindigd, aangezien [eiser] naar Duitsland zou zijn geëmigreerd, waarmee ook de verplichting tot het verstrekken van uitkering(en) is komen te vervallen. 

4.8.  In de polisvoorwaarden wordt van de begrippen ‘zelf bewoonde woning’ en ‘emigratie’ geen nadere definitie gegeven en partijen geven daaraan beiden een andere invulling. 

4.9.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in het normale spraakgebruik van ‘emigratie’ sprake, indien iemand naar een ander land verhuist, met de intentie daar voor langere tijd zijn hoofdverblijf te hebben. Deze invulling van het begrip valt zowel onder de door [eiser] aangehangen definitie uit de Dikke Van Dale (‘(1) definitief vertrek naar een land overzee, naar het buitenland (synoniem voor landverhuizing) en (2) uitwijking naar een ander land om politieke of godsdienstige redenen’), als onder de door Jubilee gehanteerde in de Wikepedia weergegeven betekenis (‘de actie waarbij mensen hun geboorteland verlaten om zich in het buitenland te vestigen’) en wordt daarom geacht in ieder geval te vallen onder hetgeen beide partijen daaronder bij het aangaan van de verzekering hebben begrepen en konden begrijpen. 
Of nog sprake is van een ‘zelf bewoonde woning’ of van ‘emigratie’ van [eiser] in voornoemde betekenis, zal aan de hand van de feiten en omstandigheden van dit geval dienen te worden beoordeeld. 

4.10.  Vast staat dat [eiser] ten tijde van het intreden van de arbeidsongeschiktheid in de woning woonde. Gelet op het verslag van de ‘eigen kracht-conferentie’ in maart 2010 en de aangifte van vermissing van september 2010 kan worden aangenomen dat dit tot aan die datum nog steeds het geval was. Ook stond hij tot 1 december 2010 op het adres van de woning ingeschreven. Jubilee heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat hij daar vóór 1 december 2010 niet meer woonachtig was. Aangenomen kan daarom worden dat hem over de periode van 16 juli 2010 tot 1 december 2010 in beginsel een uitkering op grond van de woonlastenverzekering toekomt, omdat het een door hem zelf bewoonde woning betrof en emigratie niet aan de orde was. 

4.11.  Voor wat betreft de periode na het vertrek van [eiser] uit de woning, eind 2010, staat vast dat de echtgenote van [eiser] met de kinderen in de woning is blijven wonen en dat het huwelijk van partijen in stand is gebleven. Voorts is aannemelijk dat [eiser] nauw betrokken is gebleven bij het wel en wee van het gezin. Voor dat laatste is in elk geval een aanknopingspunt te vinden in de rapportage van de Bureau Jeugdzorg over de dochter van partijen. Verder is voldoende aannemelijk dat [eiser] en zijn echtgenote nog steeds gezamenlijk de hypotheeklasten dragen voor de woning. Jubilee heeft niet betwist dat het onder 2.18 vermelde rekeningnummer [rek.nr.] een rekening van [eiser] is en dat de [echtgenote] de betalingen aan de bank verricht en heeft verricht. 

4.12.  Jubilee heeft haar stelling dat sprake is van emigratie, althans van een verhuizing, er met name op gebaseerd dat [eiser] zich op 1 december 2010 heeft ingeschreven op een adres in Duitsland. Jubilee heeft echter niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat dit het adres van de moeder van [eiser] betreft die, evenals een van zijn zusters, vlak over de grens in Duitsland woont. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat [eiser] zijn intrek heeft genomen bij zijn moeder omdat zijn arbeidsongeschiktheid tengevolge van het herseninfarct, binnen het drukke gezin waartoe ook vier kinderen behoorden, van wie twee met (destijds) problematisch gedrag, een onhoudbare situatie creëerde. Aannemelijk is dat de gedragsveranderingen van [eiser] daaraan met name debet waren. Ook de vermissing van [eiser] in september 2010 kan in dat licht worden bezien. 
Niet is gesteld of gebleken dat [eiser] in Duitsland over een zelfstandige woonruimte beschikte. Evenmin heeft hij de woning in [plaats 2] opgegeven en tot op heden draagt hij daarvan (mede) de hypotheeklasten. Bovendien is [eiser] op 
29 september 2011 weer in Nederland ([plaats 1]) ingeschreven. Jubilee heeft evenmin gemotiveerd betwist dat dit een adres van een (andere) zuster van [eiser] is en dat [eiser] sinds 1 november 2011 in [plaats 1] een vakantiewoning huurt. Daar komt bij dat de inschrijving in Duitsland volgens [echtgenote] een praktische achtergrond had, namelijk dat [eiser] in de veronderstelling verkeerde dat zonder die inschrijving de kosten voor zijn fysiotherapie-behandelingen niet werden vergoed. 

4.13.  Anders dan Jubilee heeft betoogd moet op grond van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden worden aangenomen dat de woning in [plaats 2], ook na het vertrek van [eiser] naar Duitsland, respectievelijk [plaats 1], nog kan worden aangemerkt als een door de verzekerde zelf bewoonde woning in de zin van de polisvoorwaarden en dat geen sprake is van ‘emigratie’. Aannemelijk is immers dat het verblijf van [eiser] buiten zijn gezin is ingegeven door zijn gezondheids-toestand en dat het niet zozeer gaat om een ‘verhuizing’ naar Duitsland of [plaats 1], alswel om een (tijdelijk) noodgedwongen verblijf in de nabijheid van zijn moeder en zuster, die toevallig in Duitsland, respectievelijk in [plaats 1] wonen. De omstandigheid dat [eiser] eerder, voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid, gedurende enkele weken niet in het gezin verbleef, zoals is vermeld in rapportage van de verzekeringsarts van het UWV, brengt daarin, anders dan Jubilee heeft bepleit, geen wijziging. 

4.14.  Al met al kan worden geconcludeerd dat een redelijke uitleg van de poliswaarden meebrengt dat aanspraak van [eiser] in de specifieke omstandigheden van dit geval valt onder de ‘verzekerde woonlast’ als bedoeld in artikel 1.6 van de polisvoorwaarden en dat geen sprake is van ‘emigratie’ in de zin van artikel 3.2.4. Anders dan Jubilee heeft aangevoerd is het verzekerde risico door deze uitleg niet vergroot, noch is sprake van een benadeling van Jubilee. De stelling dat dit wel het geval zou zijn heeft Jubilee niet nader gemotiveerd. 

4.15.  De omstandigheid dat de arbeidsongeschiktheid niet bij Jubilee is gemeld binnen de in 6.1 van de polisvoorwaarden genoemde termijn, waarop Jubilee zich eveneens heeft beroepen, biedt evenmin een grond om aan te nemen dat [eiser] geen rechten aan de verzekering kan ontlenen. Niet aannemelijk is immers dat Jubilee door de late melding – die verklaarbaar is op grond van de in 4.2 genoemde omstandigheden – in haar belangen is geschaad. 

4.16.  Jubilee heeft tenslotte nog het standpunt ingenomen dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan schending van de mededelingsplicht. Dit omdat [eiser] op het aanvraagformulier geen opmerkingen heeft gemaakt bij de tekst “Hierbij verklaar ik tevens dat ik: (…)” zoals vermeld onder 2.4, terwijl in de bij 4.13 weergegeven rapportage van De Trappenberg aan de huisarts van [eiser] melding is gemaakt van een medische voorgeschiedenis. Vooralsnog bestaat echter onvoldoende grond om aan te nemen dat de daar vermelde voorgeschiedenis strijd oplevert met de vermelde verklaring en/of dat [eiser] dientengevolge Jubilee onjuist zou hebben ingelicht. Van belang daarbij is dat de rapportage (waarin onder meer melding is gemaakt van ‘recent depressieve periode’) dateert van 21 augustus 2009, terwijl het aanvraagformulier is ingevuld in maart 2006. 

4.17.  Het voorgaande leidt tot de slotsom dat Jubilee naar het oordeel van de voorzieningenrechter gehouden is om op basis van de woonlastenverzekering in verband met de arbeidsongeschiktheid van [eiser] aan hem met ingang van 
16 juli 2010 een uitkering te verstrekken. Niet in geschil is dat de uitkering in dit geval bij het honoreren van de aanspraak € 550,- per maand zou bedragen, zodat een maandelijks bedrag van die omvang als voorschot zal worden toegekend. De rente zal worden toegewezen vanaf 6 januari 2012, aangezien [eiser] het aanvraagformulier pas in september 2011 heeft ingediend en Jubilee op 6 januari 2012 in gebreke geeft gesteld. 

4.18.  In aanvulling op het voorgaande wordt nog overwogen dat de omstandigheid dat een zeker restitutierisico bestaat, zoals Jubilee heeft aangevoerd, van onvoldoende gewicht is om de vordering af te wijzen, te meer nu Jubilee niet heeft weersproken dat [eiser] en zijn echtgenote ieder over een maandelijks(e) inkomen/uitkering beschikken. 

4.19. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Jubilee worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [eiser]. Omdat [eiser] op basis van een (voorwaardelijke) toevoeging procedeert en de dagvaardingskosten om die reden (grotendeels) door de rechtbank aan de door de Jubilee ingeschakelde deurwaarder worden vergoed, zal [eiser] worden veroordeeld deze kosten aan de griffier van de rechtbank te voldoen. LJN BV9342

Joomla SEF URLs by Artio