Hof Adam 100408 ongevallenverzekering: geen objectiveerbaar letsel, vordering afgewezen,

Hof Adam 100408 ongevallenverzekering: geen objectiveerbaar letsel, vordering afgewezen,
3.1 Uit hetgeen hierboven is overwogen bij de bespreking van het deskundigenrapport, volgt dat het hof van oordeel is dat niet is komen vast te staan dat [EISER] door het ongeval van 18 januari 1998 objectiveerbaar, organisch letsel heeft opgelopen. Het gaat bij [EISER] uitsluitend om een psychogene stoornis, waarschijnlijk een conversiestoornis, waartoe het ongeval de aanleiding vormde.

3.2 Volgens [EISER] is [VERZEKERAAR] desalniettemin tot uitkering gehouden. Hij voert hiertoe primair aan dat de door de deskundigen genoemde conversiestoornis valt onder de definitie van blijvende invaliditeit in de polissen en dat het ongeval (en de daarop volgende angstgevende diagnoses van de diverse medische specialisten) heel goed deze stoornis kan hebben veroorzaakt. [EISER] betoogt dat een redelijke uitleg van de polis meebrengt dat genoemde diagnoses als "medische behandeling" in de zin van de desbetreffende polisbepalingen worden aangemerkt, zodat de gevolgen daarvan onder de dekking van de polis vallen. Subsidiair stelt [EISER] dat het in strijd is met een redelijke uitleg van de in de polissen opgenomen definities van het begrip ongeval om een eventuele persoonlijkheidsstoornis, indien deze zich na het plaatsvinden van het verzekerde evenement openbaart, aan te merken als een meewerkende oorzaak en aldus de gevolgen van die stoornis van dekking onder de polis uit te sluiten,

3.3 Het hof stelt voorop dat sprake is van een contractuele (verzekerings)relatie tussen [VERZEKERAAR] en [EISER] en dat het aan [EISER] is om aan te tonen dat [VERZEKERAAR] in de nakoming van haar verplichtingen jegens hem tekortschiet door in de gegeven omstandigheden niet uit te keren. Nu vaststaat dat [EISER] op 18 januari 1998 een ongeval is overkomen in de zin van artikel 2.4 van de Ongevallenverzekering en artikel 2.3 van de Reisverzekering, gaat het uitsluitend om de vraag of sprake is van het geheel of gedeeltelijk blijvend verlies of functieverlies van enig deel, orgaan of vermogen van het lichaam van [EISER], als gevolg van een geneeskundig vast te stellen letsel dat rechtstreeks en zonder medewerking van andere oorzaken als gevolg van dat ongeval is ontstaan.

3.4 Die vraag beantwoordt het hof ontkennend, ook indien geen sprake is van simulatie maar van een conversiestoornis. In de feiten noch in de beschouwingen en conclusies van de door het hof benoemde deskundigen is een aanknopingspunt te vinden voor de veronderstelling dat het ongeval, of het daarbij ontstane letsel in de vorm van licht traumatisch schedel-/hersenletsel, rechtstreeks heeft geleid tot de conversiestoornis. Uit het deskundigenrapport valt veeleer af te leiden dat de stoornis zijn oorsprong vindt in de persoon van [EISER] en in de gebeurtenissen die na het ongeval hebben plaatsgevonden (de medische onderzoeken) . In het rapport wordt gewezen op de omstandigheid dat bij het allereerste neurologisch onderzoek, dat vijf en een halve week na het ongeval is uitgevoerd, geen neurologische afwijkingen zijn geconstateerd, doch dat zich bij [EISER] pas in de loop der tijd allerhande klachten zijn gaan ontwikkelen. Bij de talloze elkaar opvolgende medische onderzoeken zijn door de diverse onderzoekers vele bijzondere bevindingen gedaan, maar deze dienen volgens de deskundigen alle als passend bij psychogene stoornissen te worden gekwalificeerd. De deskundigen wijzen erop dat die diagnoses ongetwijfeld op [EISER], gedeeltelijk medisch onderlegd als hij is, diepe indruk hebben gemaakt.

3.5 Het hof verwerpt ook het betoog van [EISER] dat de mogelijk door de alarmerende diagnoses veroorzaakte conversiestoornis in de gegeven omstandigheden bij een redelijke uitleg van de polis zou zijn aan te merken als een complicatie als gevolg van medische behandeling van door het ongeval veroorzaakt letsel (artikel 2.4 sub j. van de ongevallenpolis en artikel 7.8 sub i van de reispolis). Afgezien van het feit dat geenszins vaststaat dat ten tijde van die diagnosestellingen (nog) van enig letsel sprake was, geldt dat de nadelige gevolgen van de medische onderzoeken die [EISER] op eigen initiatief en zonder overleg met [VERZEKERAAR] heeft ondergaan, volledig voor risico van [EISER] komen. Het hof verwijst naar overweging 4.11 van het tussenarrest van 13 november 2003. Daar is tevens overwogen dat ook de gevolgen van de weigering van [EISER] zich door een door [VERZEKERAAR] aangewezen arts te laten onderzoeken, voor zijn risico zijn. Dit klemt te meer nu er thans van kan worden uitgegaan dat er objectief bezien voor [EISER] geen medische belemmering heeft bestaan om mee te werken aan een onderzoek door [VERZEKERAAR].

3.6 Het (subsidiaire) betoog van [EISER], dat de – veronderstelde – conversiestoornis in redelijkheid is aan te merken als blijvende invaliditeit die rechtstreeks, zonder medewerking van andere oorzaken, door het ongeval is veroorzaakt, gaat evenmin op. Een redelijke en ook voor [EISER] als verzekerde te verwachten uitleg van de polisvoorwaarden houdt in dat lichamelijke klachten die een uiting zijn van een conversiestoornis zonder dat gebleken is van enig causaal verband met het ongevalsletsel, geen aanspraak geven op uitkering. De polisvoorwaarden beperken het begrip blijvende invaliditeit immers tot het geheel of gedeeltelijk blijvend verlies of functieverlies van enig deel, orgaan of vermogen van het lichaam als gevolg van het door het ongeval veroorzaakt, geneeskundig vast te stellen, letsel. Daarvan is, gelet op de conclusies van de deskundigen, te dezen geen sprake. [EISER] heeft daarnaast onvoldoende gesteld dat hij zou lijden aan een algehele ongeneeslijke geestesstoornis. Het hof wijst in dit verband op de opmerking van de deskundigen om psychotherapie of revalidatiebemoeienis te overwegen. Piv-site

Joomla SEF URLs by Artio