Hof Den Bosch 141008 psychisch letsel als gevolg van trauma valt niet onder ongevalsdefinitie
- Gegevens
- Categorie: Ongevallen - inzittenden verzekeringen
Hof Den Bosch 141008 psychisch letsel als gevolg van trauma valt niet onder ongevalsdefinitie
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [appellant], geboren op [1967], was in het jaar 2000 als
schoonmaakmedewerker in dienstbetrekking werkzaam bij de Stichting
Christophorus te Bosch en Duin.
b. Op 28 januari 2003 is [appellant] arbeidsongeschikt geworden als
gevolg van een traumatische gebeurtenis tijdens het werk. [appellant]
had op 14 januari 2003 het lichaam van een overleden of nagenoeg
overleden zwerver gevonden in een papiercontainer.
c. [appellant] had op 10 mei 2002 een (particuliere)
arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Cardif, ingaande op 14
mei 2002 (prod. 1 en 3 inl. dagv.).
d. De verzekeringsarts van Cardif heeft in zijn rapportage d.d. 8
december 2003 (prod. 9. laatste stuk, cvr) als diagnose vermeld
"reactie op ernstige stress". De verzekeringsarts van het UWV heeft in
zijn rapportage van 6 april 2005 (prod. 9, derde stuk, cvr) als
diagnose vermeld "post traumatische stressstoornis met psychotische
kenmerken" en als nevendiagnose "depressie".
e. [appellant] heeft in 2004 jegens Cardif aanspraak gemaakt op
uitkering uit de tussen partijen gesloten
arbeidsongeschiktheidsverzekering.
f. Cardif heeft bij brief d.d. 6 oktober 2004 (afkomstig van The Anglo
Dutch Assurance Society: prod. 2 inl. dagv.) de aanspraak afgewezen op
grond van het bepaalde in artikel 4b van de toepasselijke, in de
polisvoorwaarden genoemde, bijzondere bepalingen inzake
arbeidsongeschiktheid. In dit artikel 4 aanhef en sub b is bepaald:
"Geen recht op uitkering bestaat indien:
(....)
b) de aanspraak op uitkering voortvloeit uit of verband houdt met een
ziekte die zich binnen 365 dagen na de ingangsdatum van deze
verzekering heeft voorgedaan. Deze uitsluiting is niet van toepassing
indien de aanspraak op uitkering voortvloeit uit of verband houdt met
een ongeval;
(...)"
g. [appellant] heeft zich bij brief d.d. 22 februari 2006 (prod. 4 inl.
dagv.) op het standpunt gesteld dat de arbeidsongeschiktheid is
ontstaan ten gevolge van een traumatische ervaring op de werkvloer en
dat deze situatie, juridisch gezien, gelijk moet worden gesteld met een
ongeval.
h. In reactie hierop heeft Cardif bij brief d.d. 27 juni 2006 (prod. 7
inl. dagv.) medegedeeld dat er in casu geen sprake is van een ongeval
in de zin van de toepasselijke algemene verzekeringsvoorwaarden,
daarbij verwijzend naar het bepaalde in artikel 1. onder h van die
voorwaarden, luidende: "ongeval: een tijdens de looptijd van de
verzekering plotseling van buiten komend onvrijwillig op het lichaam
van verzekerde inwerkend geweld dat rechtstreeks en zonder medewerking
van andere oorzaken geneeskundig vast te stellen lichamelijk letsel
tengevolge heeft en waarvoor verzekerde zich onder behandeling van een
arts stelt."
4.2. [appellant] heeft in dit geding gevorderd Cardif te veroordelen tot betaling van
a. de som van 13.950,- (= de som van 31 verzekerde maandbedragen over
de periode 28 januari 2004 tot 28 augustus 2006), vermeerderd met
wettelijke rente; en
b. vanaf 28 augustus 2006 maandelijks het verzekerd maandbedrag van f
450,- tot het moment dat [appellant] arbeidsgeschikt wordt, dan wel de
looptijd van de verzekering is verstreken.
4.3. De rechtbank heeft bij vonnis d.d. 25 april 2007 de vordering van [appellant] afgewezen.
4.4. De rechtbank heeft geoordeeld (rov. 3.6.) dat de traumatische
gebeurtenis tengevolge waarvan [appellant] arbeidsongeschikt is
geworden, niet valt onder de definitie van "ongeval" zoals omschreven
in de algemene verzekeringsvoorwaarden, aangezien er geen sprake is van
een "op het lichaam van verzekerde inwerkend geweld" dat "lichamelijk
letsel tengevolge heeft". De rechtbank acht de tekst van de definitie
helder en duidelijk geformuleerd en niet voor meer dan een uitleg
vatbaar.
4.5. [appellant] stelt zich in de grief op het standpunt dat de
traumatische gebeurtenis wél onder bedoeld begrip "ongeval" valt.
4.5.1. [appellant] betoogt daartoe dat ook de psyche onderdeel is van
het menselijk lichaam en dat onder lichaam of lichamelijk letsel ook de
psyche en psychisch letsel valt, zowel in het algemeen gesproken, als
in de onderhavige polis.
In aansluiting op dit standpunt betoogt [appellant] dat onder "op het
lichaam van verzekerde inwerkend geweld" ook het geweld valt dat op de
psyche inwerkt. Onder geweld dat op de psyche inwerkt valt een
confrontatie met schokkende feiten of beelden, zoals in casu
[appellant] is overkomen.
4.5.2. Volgens [appellant] wordt in de toepasselijke algemene
verzekeringsvoorwaarden geen onderscheid gemaakt tussen het tastbare
lichaam en de psyche. De definitie van ongeval is volgens [appellant]
wél voor meer dan een uitleg vatbaar, omdat velen van mening zullen
zijn dat met het begrip "lichaam" in de verzekeringsvoorwaarden niet
uitsluitend het vleselijke lichaam bedoeld wordt, maar het gehele
lichaam, inclusief de psyche, omdat de psyche integraal onderdeel van
het lichaam uitmaakt. [appellant] stelt dat hij de betreffende
bepalingen in ieder geval aldus heeft begrepen en mocht begrijpen.
4.6. Cardif heeft het standpunt van [appellant] ook in hoger beroep bestreden.
4.7. Het hof is van oordeel dat het standpunt van [appellant] moet worden verworpen.
4.8. Uitgangspunt is dat de onderhavige
arbeidsongeschiktheidsverzekering in beginsel dekking biedt ingeval van
ziekte en/of ongeval na het verstrijken van een wachttijd van 365 dagen
(art. 1 bijzondere bepalingen). Uitgesloten is de aanspraak op
uitkering voortvloeiend uit een ziekte die zich binnen 365 dagen na de
ingangsdatum van de verzekering heeft voorgedaan (art. 4, sub b
bijzondere bepalingen).
4.8.1. Nu de arbeidsongeschiktheid van [appellant] is ingetreden binnen
365 dagen na de ingangsdatum van de verzekering, heeft [appellant] dus
in beginsel geen recht op uitkering, tenzij zich de
uitzonderingssituatie voordoet dat de aanspraak op uitkering
voortvloeit uit of verband houdt met een ongeval, zoals bepaald in art.
4, sub b tweede zin van de bijzondere bepalingen.
4.8.2. De betekenis van een omstreden beding in een schriftelijke
overeenkomst moet door de rechter worden vastgesteld aan de hand van
hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars
verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de
gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben
afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar
mochten verwachten. Uit een en ander volgt dat redelijkheid en
billijkheid hierbij een rol spelen (vgl. HR 12 januari 2001, NJ
2001,199).
4.8.3. In de algemene verzekeringsvoorwaarden zijn de begrippen
"ziekte" en "ongeval" scherp omschreven. Onder het begrip ziekte wordt
begrepen "een ........ lichamelijke of geestelijke aandoening", terwijl
onder "ongeval" wordt begrepen "een op het lichaam... inwerkend geweld"
dat "lichamelijk letsel tengevolge heeft". Nu in de definitie van het
begrip ziekte een onderscheid wordt gemaakt tussen lichamelijke en
geestelijke aandoening, wordt in de algemene verzekeringsvoorwaarden,
anders dan [appellant] ongemotiveerd stelt, wel degelijk onderscheid
gemaakt tussen het tastbare lichaam en de psyche.
4.8.4. Het standpunt van [appellant] dat in het algemeen gesproken
onder het lichaam ook de psyche is begrepen en dat onder lichamelijk
letsel ook psychisch letsel valt, verwerpt het hof. Het standpunt is
niet gemotiveerd en bovendien in strijd met het algemeen spraakgebruik
waarbij "lichamelijk" en "psychisch" juist als termen met een
tegengestelde betekenis hebben te gelden.
Voorts is dat standpunt niet verenigbaar met het bepaalde in art.
6:106, lid 1, sub b BW, waar ook de wetgever onderscheid maakt tussen
de situatie dat de benadeelde "lichamelijk letsel" heeft opgelopen,
geschaad is in zijn eer of goede naam of "op andere wijze in zijn
persoon is aangetast".
4.8.5. Het hof is daarom van oordeel dat aan de hand van de onder
4.8.2. vermelde maatstaf moet worden geconcludeerd dat het standpunt
van [appellant] onjuist is. Het hof volgt daarom het oordeel van de
rechtbank en de door deze gebezigde motivering. De definitie van
"ongeval" in de verzekeringsvoorwaarden kan niet worden uitgelegd in de
door [appellant] bepleite zin. Indien [appellant], naar hij stelt, die
definitie bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst heeft opgevat
in de door hem bepleite zin, had het, gelet op het bovenstaande, op
zijn weg gelegen Cardif er op te wijzen dat hij die definitie aldus
opvatte. Nu hij dat niet heeft gedaan, is de - afwijkende - uitleg die
[appellant] geeft aan het begrip "ongeval" geen onderdeel geworden van
de overeenkomst tussen partijen zodat [appellant] zich daarop tegenover
Cardif niet kan beroepen. LJN BG3593