Arbeidsongeschiktheid
HR 031008 aov aangemerkt als sommenverzekering, inkomstenderving niet relevant
- Gegevens
- Categorie: Sommen of Schadeverzekering
HR 031008 aov aangemerkt als sommenverzekering, inkomstenderving niet relevant
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Verweerder] is directeur-grootaandeelhouder van Aabo Trading
Beheer B.V. Via deze beheersmaatschappij is hij eigenaar van een
bedrijf dat zich richt op bitumineuze dakbedekking.
(ii) [Verweerder] heeft met ingang van 1 december 1987 een
arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij de rechtsvoorgangster
van Achmea, FBTO (later Avéro).
(iii) In de bij de verzekeringsovereenkomst behorende algemene voorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
"Artikel 1
In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
verzekerde
Degene wiens arbeidsgeschiktheid verzekerd is
(...)
OMVANG VAN DE DEKKING
Algemeen
Strekking van de verzekering
Artikel 3
Deze verzekering heeft ten doel uitkering te verlenen bij derving van
inkomen door de verzekerde ten gevolge van zijn arbeidsongeschiktheid.
OMSCHRIJVING VAN DE DEKKING VOOR HET EERSTEJAARSRISICO (RUBRIEK A)
Begrip arbeidsongeschiktheid (rubriek A)
Artikel 4
Arbeidsongeschiktheid is aanwezig indien de verzekerde rechtstreeks en
uitsluitend door medisch vast te stellen gevolgen van ongeval en/of
ziekte voor tenminste 25% ongeschikt is tot het verrichten van de
werkzaamheden verbonden aan zijn op het polisblad vermelde beroep,
zoals dat voor deze beroeps bezigheden in de regel en redelijkerwijs
van hem verlangd kan worden.
(...)
OMSCHRIJVING VAN DE DEKKING VOOR HET NA-EERSTEJAARSRISCO (RUBRIEK B)
Begrip arbeidsongeschiktheid (rubriek B)
Artikel 7
Arbeidsongeschiktheid is aanwezig indien de verzekerde rechtstreeks en
uitsluitend door medisch vast te stellen gevolgen van ongeval en/of
ziekte voor tenminste 25% ongeschikt is tot het verrichten van
werkzaamheden, die voor zijn krachten en bekwaamheden zijn berekend en
die met het oog op zijn opleiding en vroegere werkzaamheden in
redelijkheid van hem
verlangd kunnen worden. (...)
(...)
OMVANG VAN DE UITKERING
Artikel 15
De uitkering bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
25 tot 35% 30 % van het verzekerde dagloon
35 tot 45% 40 % van het verzekerde dagloon
45 tot 55% 50 % van het verzekerde dagloon
55 tot 65% 60 % van het verzekerde dagloon
65 tot 80% 75 % van het verzekerde dagloon
80 tot 100% 100 % van het verzekerde dagloon
(...)
BETALING VAN DE UITKERING
Artikel 16
Met inachtneming van het in de voorwaarden bepaalde is terzake van
arbeidsongeschiktheid verzekerd een van dag tot dag verkregen wordende
periodieke uitkering, die per dag - bij volledige arbeidsongeschiktheid
- het overeengekomen dagloon bedraagt. (...)
(...)
EINDE VAN DE UITKERING
Artikel 17
De uitkering eindigt:
1. per de dag dat verzekerde niet meer minstens 25%
arbeidsongeschikt is. (...)"
(iv) Op het bij de verzekeringsovereenkomst behorende polisblad van 1
december 1987 is als beroep van [verweerder] vermeld "directeur
groothandel bouwproducten". Op het polisblad is voor rubriek A een
verzekerd dagloon vermeld van 219,-- en voor rubriek B een verzekerd
dagloon van 170,--.
(v) Op 30 juni 1996 is [verweerder] betrokken bij een motorongeval, waarbij hij ernstig knieletsel heeft opgelopen.
(vi) Na het ongeval heeft [verweerder] zijn oude functie niet meer
volledig uitgeoefend. [Verweerder] heeft ook na het ongeval inkomsten
uit zijn vennootschappen ontvangen.
(vii) Achmea, althans haar rechtsvoorgangster, heeft [verweerder] vanaf
30 juni 1996 tot 1 januari 2002 (in wisselende percentages) op basis
van de arbeidsongeschiktheidsverzekering uitkeringen gedaan.
3.2 In dit geding heeft [verweerder] veroordeling gevorderd van Achmea
tot doorbetaling van de periodieke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
vanaf 1 januari 2002. Daartoe stelde hij zich primair op het standpunt,
en vorderde hij te verklaren voor recht, dat de
arbeidsongeschiktheidsverzekering moet worden aangemerkt als een
sommenverzekering, gelet op de polisbladen die het verzekerde bedrag en
het jaarlijkse klimpercentage vermelden, het feit dat geen
correctiebepaling in de verzekeringsvoorwaarden is opgenomen en het
feit dat Achmea nimmer naar zijn inkomensgegevens of zijn
inkomensontwikkeling heeft geïnformeerd. Voor het geval deze
verzekering een schadeverzekering zou zijn, vorderde [verweerder]
subsidiair uitbetaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis
van de door hem berekende inkomstenderving.
Hiertegen heeft Achmea onder verwijzing naar het bepaalde in art. 3 van
de verzekeringsvoorwaarden, voor zover hier van belang, als verweer
aangevoerd dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering een
schadeverzekering is, nu uit dat artikel blijkt - en [verweerder] dan
ook had moeten begrijpen - dat de verzekering ertoe strekt om schade te
vergoeden, te weten: gederfd inkomen. Achmea stelde zich op het
standpunt dat gezien de nettoresultaten van Aabo Trading Beheer B.V. en
gezien het loon uit arbeid dat [verweerder] als directeur van [A] B.V.
genoot, verdere uitkering kon worden geweigerd omdat er geen sprake was
van inkomensderving.
De rechtbank heeft het standpunt van [verweerder] gevolgd en de vorderingen toegewezen als hiervoor vermeld onder 1.
In het door Achmea ingestelde hoger beroep heeft het hof in rov. 8 en 9
van zijn tussenarrest de grief van Achmea tegen het oordeel van de
rechtbank dat [verweerder] de overeenkomst als een sommenverzekering
heeft mogen opvatten, ongegrond bevonden en haar vervolgens een
bewijsopdracht gegeven die in cassatie niet meer van belang is. In het
eindarrest heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3.3 Het middel richt in de onderdelen 2 tot en met 5 - onderdeel 1
bevat geen zelfstandige klacht - rechts- en motiveringsklachten tegen
het oordeel van het hof in rov. 8 en 9 van het tussenarrest, dat voor
[verweerder] uit de polisvoorwaarden, ook in samenhang met de offertes,
niet in voldoende mate duidelijk kon zijn dat de onderhavige
arbeidsongeschiktheidsverzekering ertoe strekte daadwerkelijk geleden
schade als gevolg van arbeidsongeschiktheid te vergoeden, hetgeen
volgens het hof ertoe leidt dat de onderhavige verzekering niet als een
schadeverzekering maar als een sommenverzekering moet worden
aangemerkt.
3.4 Bij de beoordeling van deze klachten wordt vooropgesteld, dat
ingevolge het - hier toepasselijke, sinds 1 januari 2006 geldende -
art. 7:925 lid 1 BW een verzekeringsovereenkomst hetzij
schadeverzekering, hetzij sommenverzekering is. Daarmee heeft de
wetgever tot uitdrukking gebracht dat de wet slechts deze twee
categorieën van verzekering kent, zij het dat niet is uitgesloten dat
een overeenkomst deels schade-, deels sommenverzekering is. Art. 7:944
omschrijft de schadeverzekering als een verzekering strekkende tot
vergoeding van vermogensschade die de verzekerde zou kunnen lijden,
art. 7:964 de sommenverzekering als een verzekering waarbij het
onverschillig is of en in hoeverre met de uitkering schade wordt
vergoed. Dit laatste neemt niet weg dat ook sommenverzekeringen veelal
worden gesloten met het oog op de mogelijkheid dat zich gevallen
voordoen waarin de verzekerde schade zal lijden.
Met betrekking tot de in het tweede lid van art. 7:925 BW bedoelde
persoonsverzekering, een verzekering die het leven of de gezondheid van
een mens betreft, vermeldt de memorie van toelichting:
"Persoonsverzekering is hetzij schadeverzekering hetzij
sommenverzekering. De belangrijkste persoonsverzekering in de
schadesector is de ziektekostenverzekering. Onder persoonsverzekering
als sommenverzekering valt allereerst de levensverzekering. Zij draagt
niet als kenmerk vergoeding van schade. Ongevallen-,
arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsverzekering strekken in
beginsel wel tot vergoeding van schade, maar de daarvoor uit te keren
vergoeding is reeds bij de overeenkomst vastgelegd, ongeacht of het
bedrag door op geld waardeerbare schade wordt gerechtvaardigd. Daarom
is ook hier sprake van sommenverzekering."
(Kamerstukken II, 1985-1986, 19 529, nr. 3, p. 6)
3.5.1 Het hof heeft in rov. 8 eerst overwogen dat uit het bepaalde in
art. 3 van de polisvoorwaarden dat de verzekering ten doel heeft om
uitkering te verlenen bij derving van inkomen door de verzekerde ten
gevolge van arbeidsongeschiktheid, wellicht een aanwijzing valt te
putten dat de verzekering beoogt een schadeverzekering te bieden,
namelijk uitkering bij schade (derving van inkomen) als gevolg van
arbeidsongeschiktheid van de verzekerde. Op grond van hetgeen het hof
in rov. 8 verder heeft overwogen met inachtneming van de
polisvoorwaarden in hun geheel, mede bezien in samenhang met de
offertes, is het in rov. 9 tot de slotsom gekomen dat voor [verweerder]
niet in voldoende mate duidelijk kon zijn dat
de onderhavige arbeidsongeschiktheidsverzekering ertoe strekte slechts
daadwerkelijk geleden schade als gevolg van arbeidsongeschiktheid te
vergoeden, reden waarom deze verzekering niet kan worden aangemerkt als
een schadeverzekering maar als sommenverzekering moet worden
aangemerkt.
Daartoe nam het hof in rov. 8, voor zover hier van belang en kort samengevat, het volgende in aanmerking:
(i) de polisvoorwaarden bevatten geen correctiebepaling
(anticumulatiebeding) waarin is geregeld dat het hebben van inkomsten
uit arbeid na het intreden van arbeidsongeschiktheid gevolgen heeft
voor het recht op uitkering onder de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
(ii) de omvang van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de
polisvoorwaarden is uitsluitend gekoppeld aan de "mate van
arbeidsongeschiktheid" en niet aan de hoogte van de inkomstenderving
(de schade);
(iii) de mate van arbeidsongeschiktheid zegt op zichzelf nog niets over de hoogte van de schade;
(iv) uit de offertes van 18 januari en 3 mei 1995 blijkt niet dat de
hoogte van de uitkering op enigerlei wijze afhankelijk is gesteld van
de omvang van de schade van de verzekerde als gevolg van zijn
arbeidsongeschiktheid;
(v) de verzekering is niet tot stand gekomen door bemiddeling van een
tussenpersoon maar rechtstreeks bij (de rechtsvoorgangster van) Achmea
gesloten, en
(vi) er is geen praktijk dat Achmea als verzekeraar bij de verzekerde
informeert naar de hoogte van de schade als gevolg van
arbeidsongeschiktheid, terwijl Achmea ook nimmer inkomensgegevens van
[verweerder] heeft opgevraagd, wat voor de hand zou hebben gelegen als
de polis had beoogd schade van de verzekerde te vergoeden.
3.5.2 Op grond van de in 3.5.1 onder (i) tot en met (vi) vermelde
overwegingen was het hof kennelijk van oordeel dat in de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, ondanks hetgeen art. 3 van de
polisvoorwaarden omtrent haar strekking inhoudt, de omvang van de uit
te keren vergoeding reeds was vastgelegd en dat de bedongen vergoeding
zou worden uitgekeerd ongeacht of het beloop daarvan door op geld
waardeerbare schade werd gerechtvaardigd. Door aldus te oordelen en de
arbeidsongeschiktheidsverzekering niet reeds op grond van de enkele
doelomschrijving in art. 3 van de polisvoorwaarden als een
schadeverzekering aan te merken, heeft het hof gelet op hetgeen
hiervoor in 3.4 ten aanzien van de aard en strekking van een
arbeidsongeschiktheidsverzekering is overwogen, niet blijk gegeven van
een onjuiste rechtsopvatting.
De rechtsklacht van onderdeel 2 faalt derhalve.
3.5.3 Het bestreden oordeel van het hof dat de onderhavige verzekering
niet kan worden aangemerkt als een schadeverzekering maar moet worden
aangemerkt als een sommenverzekering, behelst voor het overige een
waardering van omstandigheden van feitelijke aard, welke waardering in
cassatie verder niet op juistheid kan worden onderzocht. Het is, in het
licht van de gedingstukken, niet onbegrijpelijk en behoefde niet nader
te worden gemotiveerd. Met betrekking tot de in 3.5.1 onder (i)
bedoelde grond, waarvan Achmea heeft betoogd dat de afwezigheid van een
correctiebepaling juist wijst op het karakter van schadeverzekering nu
bij een dergelijke verzekering reeds op grond van het wettelijk
indemniteitsbeginsel verrekening van inkomsten dient plaats te vinden,
verdient opmerking dat in de polis van een
arbeidsongeschiktheidsverzekering die een schadeverzekering is, een
bepaling inzake de verrekening van inkomsten bepaald niet overbodig is,
nu immers duidelijk moet zijn op welke wijze de verrekening van
inkomsten dient plaats te vinden, in het bijzonder over welke
tijdvakken die inkomsten telkens vastgesteld moeten worden. 's Hofs
ordeel dat het ontbreken van zo'n correctiebepaling een aanwijzing
vormt dat de verzekering geen schadeverzekering is, is dan ook niet
onbegrijpelijk.
Op het voorgaande stuiten alle motiveringsklachten van de onderdelen 2 tot en met 4 af. LJN BD5828